top of page

"De brandende schrijversdromen van zijn jeugd waren geblust geweest
door de noodzaak om te werken, door het huwelijk, door de kinderen." 

[kortverhaal]

Zwarte inkt

In 2013 won ik de schrijfwedstrijd van de Nederlandse uitgeverij LetterRijn. In de uitgegeven bundel In de voetsporen van de meester schreef ik onder het pseudoniem Simon Felix - de gelukkige Simon - over de ongelukkige Felix. 

 

Op zijn rechterzij, met de muil halfopen, reageerde het beest niet op zijn naam. De hond was dood. De diepzwarte ogen die altijd glommen, waren ondoordringbaar mat geworden. Ze stonden levenloos in hun kassen en bezaten niets meer van hun voormalige gretigheid. Felix bukte zich voorover en kneep even met zijn handen in de lange oren zoals hij dat de voorbije jaren vaak had gedaan. Alhoewel hij het verwacht had, schrok hij hoe koud ze werkelijk waren.

 

Het verbaasde hem vooral dat Oblomov zo plots gestorven was, zonder enige aanleiding. Dergelijke honden werden normaal probleemloos twaalf jaar oud, zo had de dierenarts hem en zijn vrouw enkele jaren geleden verzekerd. Onder zijn halflange, bruine vacht had Oblomov wel altijd een licht overgewicht met zich meegetroond. Takken of balletjes die de lucht doorkliefden waren nu eenmaal hemelverschijnselen geweest die hem eerder stoïcijns hadden gelaten. Maar het idee dat die onschuldige corpulentie een hartfalen had teweeggebracht bij het dier vond Felix onwaarschijnlijk. Het is gissen naar Gods wegen, dacht hij schertsend terwijl hij het pad naar de achterdeur van het huis opnieuw opliep. Zijn tabak lag nog binnen op de keukentafel.

 

Een kille bries had de gevallen avond overmeesterd. De zomer leek definitief voorbij. Vanuit de verte luidde de kerkklok eenmaal. Tussen de rustig slingerende rookslierten door deed de diepe rechthoekige tuin vredevol aan. Het gras had nog een laatste maaibeurt nodig. Dat zou hij morgen doen nadat hij de hond had begraven in de weide.

'Een vanitasstuk in mijn eigenste achtertuin,' fluisterde Felix lachend tegen zichzelf toen hij de verwelkende bloemen achter de hond opmerkte. Hij drukte zijn gerolde sigaret uit in de witmarmeren asbak, blies de laatste rook half het huis in bij het naar binnengaan en verdween toen via de krakende trappen omhoog naar zijn schrijfkamer. Hij knipte het licht aan. Weer terug achter het manuscript van zijn recent begonnen boek tuurde hij naar de lege bladzijde die het begin van het tweede hoofdstuk zou worden. Hij had zijn pen al in zijn linkerhand vast toen hij even stopte, net voor hij het eerste woord wou aanvatten. Het schoot hem ineens te binnen dat hij de hond van het gezin in zijn boek twee dagen eerder had laten doodgaan. Vergiftigd door een onbekende. Het deed hem even grijnzen, maar aan het einde van de eerste zin was zijn gezicht alweer onverstoord. De speciale zwarte inkt die Felix genegen was vloeide moeiteloos vanuit zijn pen op het blad.

 

Het nieuws van de hond had hij pas de volgende middag aan zijn vrouw verteld. Anne was rond middernacht thuisgekomen van een daguitstap aan de kust met een vriendin en ze was, zoals gewoonlijk, alleen gaan slapen zonder Felix nog welterusten te wensen. In de maanden sinds zijn pensionering was deze gang van zaken als een stilzwijgende overeenkomst tussen hen gegroeid. De andere was een te negeren aanwezigheid in het huis geworden. Zonder een woord te wisselen kuierden beiden overdag door het huis. Enkel het hoogstnoodzakelijke doorbrak hun stiltes. Ze leefden langs elkaar heen. Hij trok zich meestal terug in zijn schrijfkamer. Zij ging meerdere malen per week op stap met vriendinnen, vaak tot 's avonds laat. Hoewel ze het bed nog deelden, gebeurde dit in volmaakte apathie. Door zijn nachtelijk schrijven zocht Felix meestal pas rond drie uur 's nachts het bed op. Voor beiden een welkom excuus om niet tegelijkertijd naar bed te hoeven gaan én om een gezamenlijk ontbijt te ontlopen. Zelfs de hond hadden ze niet echt meer gedeeld. Het was zij die erop had gestaan een huisdier te nemen nadat de laatste van hun twee kinderen het huis uit was, nu zeven jaar geleden. Hij had er slechts mee ingestemd om een conflict te vermijden. Het dier was voor hem een mobiel meubelstuk geweest waar hij niet al te veel last van had ondervonden.

 

'Ik vond de hond gisteren dood in de tuin. Ik weet niet wat er aan het beest scheelde. De teraardebestelling vindt deze namiddag plaats in de wei. Wil je op de plechtigheid aanwezig zijn?'

 

Felix wist niet goed of het om de hond zelf was of het door zijn bijtende toon kwam, maar het was jaren geleden dat hij haar had zien huilen.

 

Een week ging voorbij tot Felix op een luwe namiddag om brood naar het dorp ging. De enige bakkerij in het kleine dorp trof hij echter tot zijn verwondering gesloten aan. Op mechanische wijze keerde hij naar zijn fiets terug. In beslag genomen door de vraag of hij al dan niet tot aan het volgende dorp zou fietsen riep een vaag bekende stem hem van aan de overkant van de straat na.

 

'Heb je het nog niet gehoord dan?' Het bleke, pokdalige gezicht van de uitbater van het café 'het vage uur' op de markt keek hem vragend aan. Felix bedacht hoe Harry's geteisterde tronie eigenlijk wel een zekere charme bevatte die hij voorheen nog nooit had bemerkt.

'Jan is dood. Van de trap gevallen. Recht op zijn hoofd,' kondigde de cafébaas als een triomfantelijke boodschapper aan.

Geschrokken murmelde Felix enkele verwonderde klanken, nam zijn fiets, liet de cafébaas verwonderd achter en keerde terug huiswaarts. Anne zat in de tuin de krant te lezen en keek niet op toen ze de voordeur hoorde dichtslaan. Hij besteeg de trappen, wandelde zijn schrijfkamer binnen en bladerde staande enkele bladzijden van zijn manuscript terug. Daar stond het wel degelijk, in fijne zwarte letters neergepend:

 

'Aan de voet van de trap trof de bakkersvrouw haar man aan in een plas bloed. Hysterisch gilde ze. Ze stuikte ineen en bracht een oerkreet uit.'

 

Zijn hart was al iets trager aan het slaan toen zijn sigaret bijna opgebrand was. Hoewel hij wist dat echt goede schrijvers de werkelijkheid om hen heen konden overstijgen door hun verbeelding in werking te doen treden, had hij de personages in zijn boek gebaseerd op mensen die hij kende. Het hielp hem om hun vorm te geven, om hun gevoelswereld levendiger te beschrijven, om woorden in geloofwaardige dialogen te gieten, om kleine fysieke details nauwgezet te belichten. Hij had pas besloten om het schrijven opnieuw op te pikken nadat hij met pensioen was gegaan. De brandende schrijversdromen van zijn jeugd waren geblust geweest door de noodzaak om te werken, door het huwelijk, door de kinderen. Wat hij nu deed was die smeulende resten opnieuw wat oppoken in zijn schrijfkamer als tijdverdrijf. Zijn recente toewijding aan zijn boek was een middel om te ontsnappen aan de leegtes die zich door zijn pensionering hadden geopend. Hij schreef louter voor zichzelf en had niet de intentie het boek, eenmaal af, uit te brengen. Dat de dood van de bakker in zijn manuscript stond voorspeld leek haast onmogelijk, maar hij voelde niet de nood om dit toeval met iemand te delen. Diezelfde avond nog hervatte hij zijn solitaire arbeid en verdween hij wederom in de zelfgemaakte wereld die hij uit de zwarte inkt optrok.

 

De zaken werden pas onrustwekkend toen Anne hem twee weken later de moord op Harry meedeelde.

'Kun je dat nou geloven? Er gebeurt nooit iets in dit doodse dorp en dan sterven er plots onverwacht twee inwoners in evenveel weken. Een moord nu dan nog. Niet te geloven.'

Felix' adem stokte abrupt. De contouren van zijn vrouw vervaagden door wat ze net gezegd had.

'Wat? Dat...Vermoord,' bracht Felix vragend uit. 'Hoe? Door wie?'

'In zijn slaap blijkbaar. De schedel ingeslagen. Er is nog niemand gevat.'

Felix kon even niets uitbrengen. Gedachten raasden door zijn hoofd. Werd zijn boek werkelijkheid? Harry – Wilfried genaamd in het boek – was vorige week geofferd in het vierde hoofdstuk. Waarom precies hij? Om de plot een onverwachte wending te geven. En omdat het thema van ontheemde cafégangers Felix een leuk idee had geleken. Het kon toch niet dat? Dus de hond dan ook? Een onbevattelijke sensatie stuwde kippenvel via z'n rug over zijn nek tot het zijn hoofdhuid vastgreep en daar niet meer losliet.

'Dat is niet te geloven,' prevelde Felix langzaam tegen zijn vrouw. 'Ik moet... Ik ga nog wat schrijven,' hakkelde hij afwezig terwijl hij naar de tabak in zijn broekzak greep.

 

De kleine schrijfkamer die de laatste maanden een vrijplaats voor zijn verbeelding was geweest benauwde hem die avond voor het eerst. De vier muren rondom hem hadden een stille ruimte afgebakend waar hij iedere dag vrij van de buitenwereld kon vertoeven, maar nu dreven diezelfde muren de spot met hem. Verweesd nam hij zijn hoofd in zijn handen bij het herlezen van Wilfrieds weinig eerbare levenseinde. De accuraatheid van wat zijn fantasie was geweest was verbijsterend. Zijn woorden waren plots omina geworden die hun onheil in zwarte inkt op de pagina's geëtst hadden. Hij zat nu al twee uur onbewogen op zijn stoel, gebiologeerd door de stapel papier die voor hem lag. De zwevende stofdeeltjes, zichtbaar door het invallende avondlicht in de kamer, voerden een stille bezwerende dans op. Het schemerdonker nam de ruimte ongemerkt verder en verder in en liet het papier steeds harder contrasteren met het donkerbruine hout van de tafel. Het liefst zou Felix zijn gevaarlijke schrijfsel meteen vernietigen, het vuur in, om deze ongewilde doden voor altijd te kunnen vergeten. Of was het louter toeval dat hem nu onnodig paranoïde maakte? 

 

Bruusk schoof hij de stoel achteruit, stond op en liep de trappen af, om met een sigaret zijn gedachten te verzetten. In de tuin waren de verschillende planten in het duister nog net te ontwaren. De onbestemde kilte waarvan de lucht zwanger was, snoof Felix gretig op.

 

Het overlijden van mevrouw Van Boshaeren drie weken later veroorzaakte logischerwijs nog meer deining in het dorp. Felix daarentegen moest zijn verwondering veinzen. De roman was een experiment geworden. Deze moord had hij louter op papier gezet als test. Om zeker te zijn van wat niet meer te ontkennen viel. De geloofwaardigheid van de plot in zijn boek was ondergeschikt geraakt aan de onverklaarbare macht die zijn manuscript bezat. Bezeten door zijn zwarte woorden had hij de rijke weduwe bedacht met de verstikkingsdood. Het was een kwestie van ongedurig wachten geweest tot het effectief gebeurde. Van verantwoordelijkheid kon geen sprake zijn. De kracht van zijn schrijven oversteeg alle rede.

 

De dagen die hierna volgden, bracht Felix in extase door, beneveld door zijn duistere geheim. Hij kon toch niet? Waarom niet? Hij deed toch niets verkeerd? Het was toch allemaal slechts toeval? Wat deed hij dan meer dan schrijven?

 

Enkel hij en het manuscript waren nog in het huis aanwezig. Het lag pal boven hem in die onwerkelijke kamer. De belofte van de nog lege pagina's lonkten Felix. Een onstilbaar suizen beroerde zijn aderen. Bloed werd naar zijn hoofd gestuwd. Zonder nadenken liep hij de trappen op. Bij het binnengaan van de schrijfkamer werd hij meteen de aantrekking gewaar van wat daar lag, op de schrijftafel, onbeweeglijk, zwijgend, gevuld met zijn zwarte handschrift. Met een zwakke glimlach liet hij zich op de stoel zakken. Hij draaide het laatste beschreven blad om, nam voorzichtig zijn pen ter hand en bracht die met een lichte trilling nader bij het papier.

 

De dagen erna meanderden rustig verder in afwachting van het moment dat het boek weer zou toeslaan. Iedere middag stond Felix op en trachtte hij opnieuw niets aan zijn vrouw te laten blijken van de verwachting die hij heimelijk koesterde. De weken gingen deze keer echter voorbij zonder dat de woorden uit het boek zich voltrokken.

 

Tot hij op een regenachtige namiddag Anne aantrof, zittend aan de keukentafel, met voor zich zijn manuscript. Haar verwijtende oogopslag in zijn richting haalde de kleur uit zijn gezicht. Nog voor hij een woord kon uitbrengen sprak ze koel:

 

'Dacht je nou werkelijk dat woorden konden doden, Felix? Dat jouw boekje dan ook maar iets kon veroorzaken? Ik heb je van bij het begin gedreven tot wat ik vermoed had dat je zou doen. Ik ben blij dat ik die bevestiging nu heb. Maar mezelf doden leek me toch niet zo'n aangenaam vooruitzicht.'

 

Het was toen pas, toen haar onschuld verzonk in haar alwetende blik, dat hij begreep wat zij had gedaan en dat hij medeplichtig was.


 

Davy Verbeke, 2013

bottom of page